Kranen
Kranen
Een krantenfoto van stakende Grieken die de Acropolis bezetten is de aanleiding tot dit verhaal. Op die foto staat een hijskraan die wordt gebruikt bij de restauratie van het Parthenon. Dat is geen gewone hijskraan maar een derrick crane.>>afb.1a<<. In het Nederlands een giekkraan. Als het bekende Madeleine koekje van Proust uit “Op zoek naar de verloren tijd”, bracht deze kraan bij een geheugenstroom op gang.
Ik had deze kraan in 2006 gezien toen we in het kader van een cruise met het Duitse passagiersschip Astor in Piraeus afmeerden. We bezochten toen oa. het Parthenon waar die kraan toen al in bedrijf was >>afb.1b<<. Terwijl andere bezoekers het Parthenon probeerden te fotografen zonder de kraan, probeerde ik hem juist in beeld te krijgen. En er was ook een aardig smalspoorlijntje. Deze derrick crane deed mij denken aan de kraan bij de reparatiewerf van de Zaanlandse Scheepsbouw Maatschappij aan de Veerdijk in Wormer. Dat was een van de weinige kranen van dit type in Nederland. Hij had eerst bij de IJsselwerf in Kralingse Veer, toen bij de werf Czaar Peter op buurtschap ’t Kalf in Zaandam gestaan en was in 1950 naar Wormer verplaatst.
De restaurateurs hebben nu een grote kraan tot hun beschikking maar de bouwers van het Parthenon moesten het doen met takels, hefbomen en katrollen >>afb.2a<< . Dat gold ook voor de bouwers van de piramides. Het was een kwestie van organisatie van spierkracht >>afb.2b<<. In sommige Egyptische tempels zijn stenen balken van 70 ton. In latere Romeinse tempels konden wel eens stenen van 100 ton worden gebruikt. De Egyptenaren gebruikten hellende vlakken, hefbomen en touwen om de piramides te bouwen. Er waren 50 man nodig om een stenen blok van 2,5 ton omhoog te trekken.
In Griekenland werden de eerste katrollen en takels gebruikt. Het gebruik van een vaste enkelvoudige katrol vergroot de menselijke hijskracht met 80%. Door katrollen te combineren tot takels lukte het de Grieken om in de derde eeuw voor Chr. Al aardige hijswerktuigen te maken. Bij drie vaste katrollen is de benodigde kracht nog maar een derde van de oorspronkelijke. Grieken combineerden dit met lieren en kaapstanders. Ook dit leidt weer tot een reductie van krachten. Als de as van een lier een doorsnede heft van 2cm en de handel is 30 centimeter dan is de benodigde kracht nog maar 1/6. En man die een kracht van 75 kg op een lier uitoefent, die is verbonden met een takel met vijf schijven ( katrollen) kan zo 1500 kg hijsen >>afb.2c<<. De Egyptenaren hadden daar ongeveer 40 man voor nodig. Vier man aan een kaapstander kunnen daardoor gewichten tot 6 ton hijsen. Het gaat el langzaam want voor elke meter hijshoogte moet 30 meter touw worden opgewonden.
Een tredmolen met een doorsnede van 4,5 meter zorgt er voor dat ongeveer 1/14 van de oorspronkelijke kracht nodig is. Door in een Middeleeuwse kraan twee tredmolens in te bouwen, waar in elk twee mannen naast elkaar liepen kon een maximale last van 14 ton worden gehesen. Bij de bouw van de Gotische kathedralen is uitvoerig gebruik gemaakt van kathedralen. In 1834 werd de eerste ijzeren kraan gebouwd en in 1850 was de eerste kraan die door stoomkracht werd aangedreven.
Kranen werden gebruikt in de bouw en om schepen te laden en lossen. Ze werden ook gebruikt in de scheepsbouw maar vooral in de mijnbouw. Toen de ijzeren stoomkranen voldoende betrouwbaar waren, kwamen nieuwe functies in beeld. Met name het verticaal transport in gebouwen. Grond in steden werd schaarser en duurder. Dus er werd gezocht naar mogelijkheden om steeds hoger te gaan bouwen. Het verticale transport van mensen ging via trappen en dat beperkte de mogelijkheden. Er werden verschillende methodes beproefd. De Newyorker Elisha Graves Oris ontwikkelde in 1853 een veiligheidslift. De liftkooi werd door een lier omhoog gehaald. Als de kabel zou breken, dan bleef de klem zitten op tandheugel in de verschillende hoeken van de hijsschacht. In 1857 werd er in New York al in een warenhuis een lift gebouwd. In 1859 gebruikte Otis voor het eerst een stoomlier. Ook in Engeland en Frankrijk experimenteerde men met liften.
W.G.Armstrong in Newcastle had in 1851 de hydraulische kraan ontwikkeld. Deze werkte op waterdruk die een cilinder met katrollen in beweging bracht. Na 1870 werd er ook door liftbouwers geëxperimenteerd met hydraulisch bewogen liften. Een hoogtepunt in de ontwikkeling van de liften was de bouw van de Eiffeltoren. Later werden liften gebruikt voor het vullen van hoogovens. Zo rond 1880 begon met in New York en Chicago ijzeren en stalen gebouwen te construeren die steeds hoger werden. Vooral Bethelem steel maakte te grote I-balken voor de bouw van de wolkenkrabbers. Maar zonder liften hadden deze gebouwen niet gebruikt kunnen worden Aan het principe van de lift zou niet veel veranderen. De aandrijving zou gaan door elektromotoren. De bediening zou eenvoudiger worden. De hijssnelheden zouden veel groter worden etc. Er kwamen wel veel meer toepassingen. Bijvoorbeeld in kolentips in havens, in diepe mijnen, in scheepsliften en op vliegdekschepen om vliegtuigen aan dek te brengen.
Op die reis met de Astor zag ik nog talloze kranen. In de kloosters van Meteora zag ik een windas om de monniken om hoog te hijsen. Een vroege vorm van verticaal transport. In Odessa zag ik veel havenkranen uit de jaren 50 en 60. Dat beeld herinnerde aan de jaren dat ik door de haven van Amsterdam fietste en daar de kranen in de haven zag. Dit naar aanleiding van een krantenfoto.
Jur Kingma